Waarom gebruiken we oorlogstaal als we het hebben over kanker, de koningin van de ziektes?
Ik voel me verdoofd.
Het is zaterdagochtend 8:00 en ik maak me klaar om naar de spinningles te gaan.
Normaal gesproken begroet ik mijn medespinners tijdens het wachten voordat de deur naar de zaal opengaat.
Dit keer niet. Ik zonder me af. Ik heb totaal geen behoefte aan gezelligheid.
Ik begin direct te fietsen.
Na een paar minuten bewegen, stromen de tranen over mijn wangen.
Ik ben intens verdrietig. Ik laat mijn verdriet lekker meedoen en trap door.
Een vriendin is overleden aan de ziekte met de hoofdletter K. Zij had de pech dat het zo erg was uitgezaaid dat er geen behandeling meer mogelijk was.
Zij heeft “de strijd verloren”.
Maar is dat wel zo?
Zij wilde net als ik leven en heeft er alles aan gedaan om deze ziekte “te verslaan.”
Heeft zij wel een strijd verloren?
Nee, natuurlijk niet.
Waarom gebruiken we dan oorlogstaal als we het hebben over de koningin van de ziektes?
Er is geen ziekte waar de metafoor van oorlog zo sterk gebruikt wordt als bij kanker.
Door deze taal te gebruiken maak je mensen individueel verantwoordelijk en creëer je winnaars en verliezers.
En dat doet me eerlijk gezegd veel pijn!
Een ziekte afschilderen alsof het een oorlog is, een (wed)strijd, is onrespectvol naar de mensen die het niet hebben overleefd.
Ze zijn namelijk net zo waardig als zij die wel zijn blijven leven.
Kanker is geen persoonlijke mislukking of overwinning. Het is een ziekte die iedereen kan krijgen, hoe hard je ook vecht of hoe sterk je ook bent.
Ik vind daarom dat we moeten stoppen met het gebruiken van oorlogstaal als metafoor en kiezen voor een taal die compassie en begrip ademt.
Elk mens die met kanker te maken heeft (gehad) is waardig en dapper. Ongeacht de uitkomst.
We zijn allemaal helden: de overlevers en overledenen.
Zo ook mijn vriendin.