Wat er gebeurde toen ik op het randje van de dood balanceerde
Het is pikkedonker en ik adem met lichte paniek in en uit.
Ik doe mijn ogen dicht en wacht tot het overgaat. De steken in mijn borst zijn onverdraaglijk. Ik blijf rustig in- en uitademen... en hoop dat de pijn minder wordt.
De angst om weer flauw te vallen is enorm. Ik schakel mijn gedachten uit, focus me op dieper ademen. En dan zie ik hem. Hij kijkt naar me, met ogen die een rust over me heen brengen die ik niet ken. Zijn vacht is dik en grijs, en ik voel de warmte alsof ik hem echt aanraak. Zijn aanwezigheid vult de ruimte met een onbeschrijflijk gevoel van kalmte van echt thuiskomen.
"Ga ik dood?" vraag ik de wolf, en zonder woorden geeft hij me te voelen dat ik niet bang hoef te zijn. Dat het allemaal goed komt. Zo plotseling als hij gekomen is, zo plotseling is hij weer weg. De wolf met de helderblauwe ogen.
Ik doe mijn ogen open en voel hoe de pijn in mijn borst langzaam wegebt. Ik neem de tijd om op te staan en loop rustig naar mijn bed en val in slaap. Twee weken later krijg ik het nieuws: een tumor ter grootte van een vuist in mijn borst en een longembolie door de druk van de tumor op mijn longslagader.
Het klinkt onwerkelijk, ik ben boos en voel me overweldigd en op een diep niveau voel ik me kalm. De wolf komt vaker langs, steeds op momenten van ongrijpbare angst. Hij was er tijdens de eerste chemo en momenten daarna, als de moed me in de schoenen zonk.
De wolf herinnerde me eraan dat er iets groters is dan de angst en pijn. Iets dat me rust en kracht geeft om door te gaan.
Misschien, als we op het randje van het leven staan, komen er soms gidsen die ons eraan herinneren dat we veilig zijn, zelfs in het donkerste uur. En soms, als we dichtbij de dood zijn, verschijnt er iets – of iemand – om ons eraan te herinneren dat we meer zijn dan ons lichaam. Dat er iets in ons is dat onaantastbaar blijft, wat er ook gebeurt.