Waarom ik nog steeds aan die rode duivel denk, bijna 10 jaar later

Ze doet haar handschoenen aan, heel zorgvuldig. Ze opent de doos, en ik zie een zak vloeistof met een zwart-wit doodskop.

Echt zo'n moment dat je denkt: “What the hell is dit, dit is echt bloedserieus.”

Ze pakt de zak eruit en vraagt: "U bent E.A. Visser, geboren op 10-02-1976?"
"Ja, dat ben ik," zeg ik tot 4 x terwijl ik sterk probeer te blijven. Ik voel me allesbehalve sterk.

Ik voel me als een schaap dat naar het slachthuis wordt gebracht.

Het is een rare beleving. Zij draagt handschoenen om zichzelf te beschermen tegen wat in die zak zit, en dat spul gaat mijn lijf in. Het moet de kankercellen opruimen, maar het is ook gewoon gif en vernietigt.

Dit moment blijft me na bijna 10 jaar nog steeds bij.

De nacht ervoor had ik al niet geslapen. Ik was bang. Heel bang. Ik lag in het ziekenhuisbed en drukte op de knop om de nachtzuster te roepen. "Kan ik alsjeblieft een slaappil krijgen?" vroeg ik. Ze slaat een arm om me heen en troost me met zachte woorden.

Mijn hoofd zat vol beelden van mijn Spaanse en Nederlandse oma’s. Beiden hadden ook kanker gehad. Broodmager, bleek, met pruik. Het enige wat ik zag, was mezelf boven het toilet hangen, kotsend.

Maar dat gebeurde niet. Wat er wél gebeurde: Ik plaste rood. Dat kwam door de doxorubicine, de “rode duivel”. En toen ik daarna in de spiegel keek, dacht ik alleen maar: Wat is dit? Wat gebeurt er?

Dat hele idee, dat die vloeistof waar zij handschoenen voor nodig hebben nu door mijn lijf stroomt en zijn werk doet is bizar. Het voelde alsof ik nergens controle over had, alsof ik alleen maar kon wachten. Want wat kun je anders?

Weet je waarom ik dit deel vandaag?

Omdat het nu de feestdagen zijn. En terwijl zoveel mensen druk zijn met gezelligheid, zijn er ook mensen, net zoals ik toen, die in een ziekenhuisstoel zitten.

Die bang zijn.

Die zich machteloos voelen en zich groter voordoen naar de buitenwereld.

Deed ik ook.

Weet je, het is oké om bang te zijn. Het is oké om je machteloos te voelen. Je hoeft je niet groot te houden.

Deel wat je voelt. Je bent niet zwak als je bang bent. Je bent een mens.

En als je iemand kent die hier doorheen gaat: luister. Kom niet met oplossingen of met texten als: "hou vol". Soms is het genoeg om er gewoon te zijn.

Wat ik nu, jaren later, weet, is dat hoop niet altijd groot is.

Het zit in hele kleine dingen. In een blik van een verpleegkundige, een warme deken, of gewoon de gedachte: dit moment gaat voorbij. Die hoop is klein en zacht, maar het is er.

Ik wens je heel veel liefde, kracht, en vooral die kleine momentjes van hoop toe.

Vorige
Vorige

"No one can promise you tomorrow, waarom juist dát besef je leven verandert.

Volgende
Volgende

Dit is waarom het geen zin heeft om te zoeken naar de schuldige van kanker